‘Een hotelkamer is meer dan een plek om te overnachten’

Zoku living area

Zoku living area

Is het einde van corona in zicht? Het is een vraag die ons allemaal bezighoudt. De hotels in Amsterdam zijn door de crisis nog harder getroffen dan in de rest van Nederland. Hotelkamers een andere invulling geven, is een tijdelijke oplossing. Maar hoe kun je dat als hotelondernemer ook rendabel maken voor de lange termijn?

Berichten over vaccins stemmen ons voorzichtig optimistisch, maar ondanks dat gaat het nog wel even duren voordat de stad zich helemaal herstelt van de coronacrisis. Toeristen zijn er (nog) niet en hotelkamers zijn leeg. Arno Gorissen, directeur citymarketing Zuidoost, zag die bui jaren geleden al hangen en pleitte voor een bredere invulling van hotelkamers en hybride hotelconcepten. Niet alleen nu, maar ook straks, als er van corona geen sprake meer is.

Meer dan een hotelkamer
Op dit moment geven veel hotelondernemers een andere draai aan de invulling van hun kamers, door ze aan te bieden voor longstay of als werkplek. Maar hoe hou je dat financieel vol op de lange termijn? Wat is een duurzaam businessmodel? Robin Hagedoorn, founder en owner van BUNK Hotels en Hans Meyer, co-founder en managing director van Zoku, hebben daar wel ideeën over. Ideeën die misschien niet voor elk hotel opgaan, maar die in elk geval kunnen aanzetten tot een andere manier van ondernemen. Wat beide hotelondernemers verbindt, is volgens Hagedoorn het volgende: “Veel hotels dienen maar één functie: toeristen of zakelijke reizigers enkel en alleen een overnachting bieden. Maar een hotel kan volgens ons meer zijn dan dat.”

Breder ondernemen
Zo richt Zoku zich helemaal op de creatieve zakenwereld, op ‘remote workers’ en expats die langere tijd, tussen een week en drie maanden, onderdak zoeken. Meyer: “Er zijn hotels die hun kamers nu longstay aanbieden voor zevenhonderd euro per maand. Begrijpelijk, maar dat is geen duurzaam businessmodel. Met dat soort tarieven hoe je het niet lang vol. Bij Zoku betaal je nu minimaal honderd euro per nacht. In ruil daarvoor worden expats onderdeel van een zakelijke community en kunnen ze hun netwerk uitbreiden. Onze community manager begeleidt onze gasten daarin.” Deze remote workers komen bij Zoku ook vaak terecht via samenwerkingen met bedrijven. Pas als er kamers over zijn, komen toeristen aan de beurt. Of, zoals Meyer zegt: “Die zijn bijvangst, maar niet ons grootste verdienmodel.”

BUNK Hotels van Robin Hagedoorn is naast hotel én hostel ook een ontmoetingsplek voor reizigers, buurtbewoners en artiesten. Een plek dus, die mensen verbindt en zich niet alleen richt op toeristen. Dat je als hoteleigenaar anders en ‘breder’ moet gaan ondernemen, wordt door de coronacrisis nog eens extra benadrukt. Hoe je dat precies aanpakt, verschilt per case en hotel, vindt Meyer. Maar deze drie lessen kunnen in elk geval inspireren.

1. Geef een hotelkamer verschillende functies
Meyer vergelijkt zijn lofts in Zoku altijd met een Zwitsers zakmes: de bedden zijn daarin niet het meest dominant, maar eerder ‘verborgen’. Verder is de kamer ruim en kan deze makkelijk veranderd worden in een appartement, een vergaderzaal, een kantoor of (dankzij de ingebouwde keuken) een mini-restaurant. “We hebben een flexibel product en kunnen verschillende businessmodellen op die vierkante meters stapelen. Iemand komt overdag in onze loft werken, checkt om vijf uur uit en ’s avonds gaat er iemand anders slapen. Die keuze voor flexibiliteit hebben we bij het neerzetten van ons hotel gemaakt en dat werkt nu, ondanks deze zware tijd, in ons voordeel.”

2. Bedenk een hotelconcept dat breder is dan overnachten alleen
Hagedoorn gelooft in hotels die niet alleen inzetten op korte overnachtingen. Voor bedrijven die grotendeels overstappen op thuiswerken kunnen hotels een interessant alternatief bieden door flexwerkplekken aan te bieden. Dat vraagt wel om goede ruimtes en aanpassingen aan je pand. Want niet elke hotelkamer is geschikt als kantoor. Wat Meyer hier vooral mee wil zeggen: “Met een breed concept spreid je risico’s en ben je minder afhankelijk van toeristen.” Multilayered co-living is daar ook een goed voorbeeld van. Een vorm van gemeenschappelijk wonen, waarbij je allerlei voorzieningen deelt, zoals een gym, wasserette, kantine, theater of werkplekken. Hagedoorn: “Je kunt er één dag, zes maanden of maximaal een jaar verblijven. De hotelgast betaalt een relatief hogere prijs dan de langverblijver. Ook buurtbewoners maken gebruik van de faciliteiten.”

Bij een co-living concept kun je volgens Hagedoorn ook denken aan samenwerkingen met gemeenten of universiteiten. “Met goede kamers voor studenten, arbeidsmigranten of andere thuislozen, geef je zo’n concept ook een maatschappelijke, en dus duurzame functie.” Door al die functies te mengen ontstaat een levendige, dynamische sfeer én een gezonde businesscase. Zo creëer je een minisamenleving die bestaat uit verschillende soorten mensen: digital nomads, expats, toeristen, studenten en iemand die een tijdelijke woning zoekt. Het creëren van een aangename verblijfsplek zit in het DNA van veel hoteliers, dus dat biedt kansen. In Azië en de VS zie je dat soort concepten al langer.”

3. Wacht niet af, maar wees nieuwsgierig
Waar Hagendoorn de mogelijkheden onderzoekt voor het realiseren van een co-living concept, zit ook Meyer in deze covidtijd niet stil. “Dankzij onze flexibele hotelkamers kunnen we ook in deze periode nieuwe dingen uitproberen. Zo hebben we onze lofts in mei omgetoverd tot privé-restaurants in samenwerking met chefkok Joris Bijdendijk van het RIJKS. In november transformeerden we de kamers voor een weekend tot minitheaters in samenwerking met de Parade en waren we helemaal uitverkocht. Oké, het zijn geen makkelijke tijden, maar wat ik van deze periode heb geleerd, is dat achteroverleunen ook niet helpt. Nieuwsgierigheid, dát werkt. Hierdoor hebben we de definitie van ‘hotel’ nog meer opgerekt tot iets nieuws en verrassends dat mensen ook in deze tijd omarmen.”

Patricia van den Broek